De begraafplaats werd voorzien van een fraaie toegangspoort en een baarhuisje en diende duidelijk om te imponeren. Daartoe werden bovendien een aantal solitaire bomen aangeplant, elk met een eigen symboliek. De opzet weerspiegelde de verzuiling zoals die in die tijd had plaatsgevonden. Roomskatholieken, hervormden en andere gezindten hadden elk hun eigen afdeling en waren van elkaar afgescheiden door middel van hagen en paden. Een hoekje nabij de zandstraat werd naast de afdeling van andere gezindten maar binnen het roomskatholieke deel aangewezen als 'ongewijde aarde' . Hier dienden de ongedoopte kinderen (veelal dood geboren) en mensen die zelfmoord hadden gepleegd zonder al te veel plichtplegingen (dus buiten de bemoeienis van de Kerk) te worden begraven. De afdelingen waren op hun beurt weer onderverdeeld in subafdelingen waarbinnen eenzelfde termijn gold. 

In 1903 werd aan de zuidzijde, naar de Glacisweg op, een naastgelegen perceel aangekocht met het oog op toekomstige uitbreiding. Deze uitbreiding heeft ook plaatsgevonden en kwam geheel ten goede aan het roomskatholieke deel. Omstreeks deze tijd kreeg het baarhuisje zijn huidighe voorgevel. Na verloop van tijd verschenen er ook twee monumenten bij massagraven, herbegravingen van geruimde graven, een voor het hervormde deel (3) en een voor het roomskatholieke deel (4). In de jaren 1950 werd de verordening veranderd. Zo werd het termijn van 100 jaar terug gebracht naar 50 jaar. Elk graf werd voorzien van een klein arduinen paaltje met daarop een nummer. Tevens waren er plannen om binnen de strakke uitvoering van de begraafplaats te doorbreken door middel van een nieuw aan te leggen cirkelvormige laan. Het is echter bij plannen gebleven.

×